De BR333


De DB Köf III klasse (sinds 1968 serie 331-335) is een lichte rangeerlocomotief (Kleinlokomotiven) van de Deutschen Bundesbahn, tegenwoordig der Deutsche Bahn AG.










Geschiedenis en ontwerp

Voor gebruik op kleine en middelgrote stations, waar min of meer regelmatige rangeerdiensten moeten worden verricht, had de Duitse Reichsbahn al kleine locomotieven van groep I (tot 39 pk / 28,7 kW) en groep II (tot 149 pk / 110 kW) in gebruik.
Deze locomotieven behoorde tot de inventaris van het desbetreffende station en nam daar de rangeerdienst voor de wagonsamenstellingen op het zijspoor voor zijn rekening.
Dit resulteerde in een aanzienlijke verkorting van reistijden van de doorgaande goederentreinen, omdat hun dienstlocomotieven niet langer het rangeerwerk op de tussenstations zelf hoefde te doen.

Na de Tweede Wereldoorlog waren de te rangeren goederenwagons zo zwaar geworden, dat de prestaties van de groep II locomotieven eigenlijk niet meer in staat waren om hun werk goed te kunnen doen.
De kosten voor het vervangen van deze locs door een echte rangeer locomotief waren dusdanig hoog, dat van vervanging werd afgezien.
Kleine locomotieven waren vooral in personeelskosten voordelig omdat er geen volwaardige machinist nodig was.
De rangeerdienst kon worden uitgevoerd door de minder gekwalificeerde "Kleinlok machinist".
Om de kloof tussen de kleine locomotieven en 60 V te sluiten, is door de Deutsche Bundesbahn eind 1950, een groep III (max. 250 pk / 184 kW) gedefinieerd en samen met de Lokhersteller Gmeinder zijn de bijbehorende locomotieven ontwikkeld.

De vanaf 1959 geleverde acht prototypes kreeg de voorlopige aanduidingen Köf 10 (snelheid 30 km / h) en Köf 11 (maximumsnelheid 45 km / h).
Köf staat voor Kleinlok mit Öl-(Diesel-)Motor und Flüssigkeitsgetriebe (transmissie vloeistof aandrijving).
Voor de oorlog waren er in de groepen I en II ook exotische kleine locomotief soorten zoals met benzinemotoren, elektrische overbrenging of batterijen en hadden ook andere afkortingen.
Het prototype van type III verschilde in de toegepaste motoren en transmissies en zijn dan ook grondig getest door de Bundesbahn.
Voor de serieproductie van de Köf 11 werd gekozen voor de motor RHS 518A van Motorenwerke Mannheim met een nominaal vermogen van 177 kW (240 pk) en de hydraulische keerkoppeling L213U van Voith.
Achter de keerkoppeling werd de overbrenging van het vermogen naar de wielen uitgevoerd door middel van kettingen.
317 locomotieven van dit ontwerp (incl. Vijf van de prototype) hebben in 1968 in de overgang naar een computer vriendelijke nummering de serie aanduiding 332 behouden.
De drie langzamere prototypes uit de serie 10 serie hebben de aanduiding 331 gekregen.
Na de ombouw van deze types in jaren '80, is de maximumsnelheid van deze Köf verhoogd naar 45 km / h en kregen de 331 001 en 002 vanaf 1992 de nummers 332 601 en 602.

De Köf 11 001, 003, 004, 063 en 211 kregen andere motor en transmissie versies en werden in 1968 omgenummerd naar 332 701, 801, 702, 901 en 902.

Reeds in 1965 had Gmeinder een verdere ontwikkeling van Köf 11 gepresenteerd, waarbij de aandrijving niet meer gebeurde met kettingen, maar met cardanassen en aanvullende as aandrijvingen.
Van deze inmiddels betitelde Köf 12-versie, heeft de DB in 1968 nog eens 250 voertuigen besteld en gaf hen de serie nummer 333.
Vanaf de 333 102 is het uiterlijk veranderd door het plaatsen van een verbeterde koeler.
Om personeelskosten nog verder te verminderen bij de rangeer diensten, is de DB begin 1984 begonnen met het plaatsen van radiografische afstandsbedieningen voor rangeer locomotieven.
De achtergrond is dat de bezetting van een rangeereenheid altijd uit twee personen bestond: een Kleinlok machinist en een rangeerder, die bij geschoven rangeerdiensten altijd vooraan op de loc mee reed om aanwijzingen aan de machinist te geven, terug te dringen.
Het idee was dat de Kleinlok machinist geheel de besturing van de trein op zich kon nemen door middel van een afstandsbediening in de handen van de nieuw gecreëerde Lokrangierführers.
De locomotieven 333 108, 114 en 138 waren de eerste met geschikte apparatuur.

Vanaf 1988 is begonnen met het seriematig ombouwen van locomotieven van de serie 333 naar radiografische op afstand bestuurbare locomotieven.
Deze werden als serie 335 omgenummerd.
Locomotieven van de serie 332 kregen geen afstandsbedieningen en werden in de jaren 1990 versneld terzijde gesteld, waardoor nu alleen de serie 333 en 335 nog in het bestand van de DB voorkomen.


Constructie

Door de lage cabine is het mogelijk om de loc op een dieplader te laden om deze bijvoorbeeld naar de reparatie werkplaats te brengen, dat niet alleen tijdrovend is door zijn lage snelheid, maar ook voor traject opstopping met zich mee zou brengen.
De buffer balken zijn zo ontworpen dat deze schokabsorberend en makkelijk te vervangen zijn, vanwege de typische rangeerbelasting waarbij de last doormiddel van opduwen wordt uitgevoerd.

Bij alle locomotieven is onder de bedieningsconsole in de cabine een hydraulische versnellingsbak gemonteerd.
Die van de BR 332 bestaat uit een combinatie transducer-converter koppeling en die in de BR333 uit een dubbele transducers koppeling.
Achter de aandrijving wordt de kracht overgebracht hetzij via kettingen (BR 332) of via aandrijfassen (BR 333) naar de bestaande transmissie as (vergelijkbaar met autoaandrijvingen echter zonder differentieel).
Als rem hebben de locomotieven zowel een continue indirect werkende perslucht rem van het fabricaat Knorr als een extra directe rem.
Ook is deze uitgerust met een handrem, die alleen op het voorwiel werkt.
Aangezien het toerental van de luchtcompressor die de rem verzorgt afhankelijk is van het toerental van de motor, hoor je vaak op stations dat bij een stilstaande loc de motoren op hoge snelheid lopen om de loc sneller van perslucht te voorzien.

De radio bestuurbare 335 types onderscheiden zich van de 333 types door extra geplaatste lampen achter de cabine deuren die de machinist de huidige bedrijfstoestand van de loc kunnen tonen.
Daarnaast zijn deze uitgerust met een extra paneel box voor de afstandsbediening aan de buitenzijde die zich aan de achterkant van de cabine bevindt.
De Köf III type 335 heeft als enige een automatische rangeer koppeling, waarbij een klauw rond de trekhaak wordt geplaatst van de gekoppelde wagen.
Deze koppeling kan ook op afstand worden bediend.
Indien nodig kan de koppeling omhoog worden gekanteld en is er een normale schroefkoppeling voorhanden.
Door het teruglopen in gebruik zijn in 2001 bij 24 locomotieven de afstandsbediening weer uitgebouwd.
Deze locomotieven zijn weer omgenummerd als 333-serie waarbij gelijktijdige het serienummer met 500 werd verhoogd.
Zo kreeg dus 335 025 het nieuwe bedrijfsnummer 333 525.

Omdat het hier Kleinlokomotiven betreft, zijn de locomotieven niet uitgerust met het volledige beveiligingspakket zoals bij andere DB locomotieven.
Vanaf de 333 102 is er een rij/stilstand bewaking geïnstalleerd.
De laatste van de 333 serie kregen een vereenvoudigde “Punktförmige Zugbeeinflussung” (PZB, beter bekend als Indusi) systeem zoals trein radioapparatuur.
De van particuliere spoorwegen aangekochte Köf III types werd naderhand gedeeltelijk met PZB uitgerust om beter inzetbaar te zijn.


Technische gegevens

DB-Baureihe Köf III / 331, 332, 333, 335
DB-Köf der Baureihe 332
Nummering: Köf 10 001–003
331 001–003
332 601, 602
Köf 11 001–317
332 002, 005–062
332 064–210, 212–317
332 701, 702, 801, 901, 902
Köf 12 001
333 001–251
333 525..716
335 004..251
Aantal: 331: 3
332: 317
333/335: 251
Fabrikant: Gmeinder, Jung, Orenstein & Koppel, Windhoff
Bouwjaar(e): 1959 tot 1965
Buiten dienst: -
As indeling: B
Spoorbreedte: 1.435mm (Normaalspoor)
Lengte over buffers: 7.830 mm
Gewicht: 22* t
Top snelheid: 45 km/h
Vermogen: 177 kW (240 pk)
Motor type: Diesel RHS 518A Motorenwerke Mannheim
Overbrenging: Ketting (331, 332), Cardan as (333, 335)
Koppel: 83,4 kN
Rem systeem Luchtdruk type Knorr

Bron: Wikepedia.org

Hoe het allemaal begon

De kelder is ingedeeld in 3 ruimtes, waarvan er één het meest geschikt was voor het opbouwen van een modelbaan. Deze ruimte moest nog wel eerst......

Land, materieel en tijdperk

Gezien de diversiteit aan beschikbaar materieel is er geen eenduidige keuze gemaakt voor een land. In de verzameling komt Nederland, Duits, Zwitser en .....

Laatste weerkzaamheden aan de baan

Een kort overzicht wat er zoal gedaan is aan de baan de laatste tijd. Details over deze ontwikkeling zijn vaak weer terug te vinden onder de .....

" Als je de sporen volgt, kom je vanzelf op het eindstation. "