Instellingen van de decoders.

Er zijn in de locomotieven verschillende merken van decoders gebruikt.
In sommige gevallen was er bij de aankoop van de locomotief al een decoders aanwezig.
Indien deze goed functioneerde is deze blijven zitten.
Er is alleen tot vervanging overgegaan indien de decoder defect was of slecht functioneerde.
Alle overige locomotieven, op een een enkele uitzondering na, zijn of worden voorzien van een decoder van ESU.
Dit was tot 2012 een een lok Pilot 3 (lopi3) en vanaf 2012 een lok pilot 4 (lopi4).
In een enkel geval is er een LokSound Decoder (V3.5 en V4.0)ingebouwd.
Ik noemde het al, op enkele uitzonderingen na.
In sommige modellen is er zo weinig plaats, dat een ESU decoder alleen maar zichtbaar kan worden geplaatst.
Ik vindt dit niet fraai en heb gezocht naar alternatieven.
Soms volstaat het om wat ballast weg te halen, maar het kan ook zijn dat de constructie te weinig ruimte over laat om een ESU decoder te plaatsen.
In deze gevallen is er over gegaan op een Rautenhaus decoder type RMX990A.
Deze is zeer klein (14,3 x 9,2 x 1,8 mm), is aan één zijde vlak en kan toch een stroom van 1 ampère leveren.
In vergelijking met een ESU lopi4 met een afmeting van 21,3 x 15,5 x 5,5 mm een flink stuk kleiner.
Het moet vreemd gaan om geen mogelijkheid te hebben om deze decoder te plaatsen.
Één van de mooiste voorbeelden is de Köf III, de BR333 van de DB, een kleine rangeerloc van de DB.
De metalen constructie, die nodig is voor wat gewicht, laat geen ruimte voor een decoder.
Alleen in de cabine is ruimte voor een decoder.
Een ESU decoder zou hier in kunnen, maar dit wordt niet alleen proppen en erg moeilijk met het bedraden, maar ook zal dan de gehele cabine worden gevuld door een decoder en oogt niet mooi.
Hier is gebruik gemaakt van een Rautenhaus decoder RMX990A.
Buiten het plaatsen van deze decoder, die overigens geheel uit het zicht kon worden aangebracht, was er zelfs nog ruimte voor cabine verlichting en een machinist.

Het programmeren van de decoders, hoe doe ik dat.

Om decoders makkelijk te kunnen programmeren en om de gegevens van de instellingen op te slaan, is er gebruik gemaakt van de ESU programmer.
Het grote voordeel van het opslaan van de instellingen per loc is, dat indien er instellingen verloren gaan of er een decoder defect zou gaan en vervangen moet moeten worden, de opgeslagen CV instellingen in één handeling geprogrameerd kunnen worden.
Er zijn een aantal instellingen die belangrijk zijn voor het goed functioneren van de decoder en locomotief. Één daarvan is het adres voor de locomotief (CV1), deze moet uniek zijn.
Naast het adres zijn de belangrijkste CV instellingen die worden gewijzigd CV2 t/m CV6, en CV 29.

Als eerste wordt er een uniek locadres gekozen en geprogrammeerd in CV1 van de decoder (ik maak nog geen gebruik van lange loc adressen).
Welk adres dit is, is niet zo belangrijk, zolang deze maar lager is dan 99 en uniek is.
De volgende belangrijke stap is het instellen van CV waarde van CV29.
Deze stel ik voor elke loc in op:
Normale rijrichting, 28 rijstappen, Analoog en digitaal bedrijf ingeschakeld.
De rest van de opties staan bij mij uit. Dit resulteert voor de meeste decoders in CV waarde 6.

Nu wordt er handmatig een proef ronde mee gereden om te controleren of alles naar behoren werkt.
In sommige gevallen, en dit gebeurd met name bij het toepassen van de lopi4, moeten ook de CV waarde van lastregeling (de Back EMF control) worden aangepast.
Hierbij moeten bij de lopi 4 de instellingen van CV52 t/m CV 56 worden aangepast.
In het geval dat de loc een vreemd rijgedrag vertoont, zoals schokkerig rijden of onregelmatige loop ( wat meestal gebeurd in het onderste regelbereik), wordt het tijd om deze waarde aan te gaan passen.
Deze CV instelling kunnen voor de nodige hoofdbrekens zorgen.
Zonder te weten wat bepaalde instellingen doen, kun je de regeling zodanig "verpesten", dat de loc nog slechter gaat lopen."
Hieronder de werkwijze die ik hanteer indien deze CV´s aangepast moeten worden.

Instellen van de lastregeling.

De lastregeling zorgt er voor dat de loc eenzelfde snelheid houdt bij wisselende belasting.
Soms blijkt dat de standaard instellingen niet voldoet en is de regeling te fel of regelt de snelheid niet goed.
Het kan soms lastig zijn om hier de juiste balans in te vinden, maar bij een onregelmatige loop wordt als eerste de CV52 aangepast.
Indien veranderingen hierin geen of onvoldoende resultaat geven, kunnen we een eind op weg geholpen worden door een niet gedocumenteerde instelling.
Met deze instelling is het mogelijk om de decoder zelf de beste instelling te laten programmeren in CV 53 t/m CV56.

Het is niet zeker of de nieuwe waarde die door deze procedure worden vastgelegd in de decoder ook het beoogde resultaat geven.
Alvorens deze methode uit te voeren, worden de waarde die in CV53 t/m 56 (al dan niet gewijzigd) eerst even uit gelezen en genoteerd.

Dan ga ik als volgt te werk:

• Programmeer CV54 met de waarde 0
• Plaats alleen de locomotief op een recht stuk spoor. Hierbij moet er een uitloop zijn van minimaal 2m.
• Zorg dat het adres van de decoder is geselecteerd op de regelaar en dat de snelheid op 0 staat.
• Kies nu functie F1.
• De locomotief maakt nu automatisch een “sprong” naar voren.
De decoder stelt nu de karakteristiek van de motor vast en overschrijft de waardes in de adressen CV53, 54, 55 en 56.
Nu worden handmatig de CV's 53 t/m 56 uitgelezen en genoteerd.
Bovenstaande wordt 3 keer herhaald en wordt het gemiddelde van de 3 gemeten per CV waarde bij de desbetreffende CV ingevoerd.

Opnieuw worden er wat proef ronde gereden om te controleren of de loc nu "lekker" rijdt.
Met name het langzame optrekken en afremmen moet "gladjes" verlopen.
Zo niet, dan worden de CV's 52 t/m 56 handmatig "bijgesteld".
Bij het aanpassen van de CV's moet je wel een beetje weten wat je doet. Hiervoor hanteer ik de volgende richtlijnen.

• CV52: Regelparameter K bij lage snelheid. (0-255, standaard 32)

In CV52 wordt de K parameter van de lastregeling opgeslagen bij lage snelheid.
Deze geeft de sterkte van de regeling in het onder bereik aan. Hoe groter de waarde, des te sterker zal de decoder proberen om de motor bij te regelen indien het toerental aangepast moet worden.
De K waarde moet je veranderen indien de loc in de laagste stand(en) van de regeling schokkerig loopt.
Ik verklein eerst de waarde in stappen van 5 om na te gaan of de loc dan regelmatig loopt in de laagste stand.
Zo niet dan probeer ik om de waarde in stappen van 5 te verhogen om na te gaan of dit verbetering geeft.
Bij sommige motoren kan het nodig zijn om CV2, de startspanning, aan te passen naar een waarde tussen 4 en 6 om een zuiver gedrag in stap 1 te verkrijgen.

• CV53: Instellen referentiespanning. (0-255, standaard 140)

In CV 53 wordt de waarde vastgelegd voor de referentiespanning van de tegen EMK, die bij het maximum toerental van de motor wordt opgewekt.
Indien de loc bij ¾ van het regelbereik reeds zijn maximum heeft bereik en het toerental bij het overige deel nauwelijks of niet meer veranderd, pas ik de waarde in stappen van 5 naar beneden aan.

• CV54: Regelparameter K. (0-255, standaard 48)

In CV54 wordt de K parameter van de lastregeling opgeslagen. Deze geeft de sterkte van de regeling aan.
Hoe groter de waarde, des te sterker zal de decoder proberen om de motor bij te regelen indien het toerental aangepast moet worden.
Deze K waarde verander ik indien de loc over een breed regelbereik schokkerig loopt.
Ik start met het verklein van de waarde instappen van 5 totdat de loc regelmatig loopt.
Indien de loc alleen in het lage bereik nog schokkerig maar in het midden gebied en hogere gebied goed loopt, moet CV 52 een waarde krijgen die 5 tot 10 hoger is dan de waarde in CV 54.

• CV55: Regelparameter I. (0-255, standaard 32)

In CV55 wordt de reactietraagheid van de van de motor vast gelegd. Motoren met een groot vliegwiel of met een groot en/of zwaar anker zullen trager reageren dan motoren zonder vliegwiel of glockanker motoren.
De waarde moet aangepast worden indien de loc in het onder bereik van de regeling een kleine sprong maakt of onregelmatig loopt.
Vergroot de waarde in stappen van 5 indien de loc geen of een klein vliegwiel heeft of verklein de waarde in stappen van 5 indien de loc is uitgerust met vliegwiel totdat deze rustig loopt.

• CV56: Regelbereik. (1-255, standaard 255)

CV 56 bepaald tot hoeveel % van het totaal bereik de lastregeling invloed heeft.
Bij een waarde van 32 is de lastregeling na het bereiken van de halve snelheid al uit geschakeld.

Als er na het eventuele aanpassen van deze CV's de proef rondes bevredigend zijn, volgen nog een paar laatste stappen om het programmeren af te ronden.
De volgende stap is dat de CV waarde van CV2 aangepast wordt om de minimale snelheid in te stellen. Hierbij moet de loc in laagste stap (1) net gaan rijden.
Rijdt de loc in de laagste stand wat onregelmatig, dan kan eventueel CV 52 aangepast worden.

Als laatste worden de CV waarde van CV3 en CV4 (optrek en afremvertraging) op 3 gezet (bijna laagst mogelijke waarde), dit om straks problemen in koploper met de betrekking tot het afremmen en optrekken te voorkomen
In koploper kun je namelijk de massa simuleren. Indien de waardes in CV3 en/of CV4 te hoog staan, kan dit verkeerde resultaten geven bij het afremmen in de blokken bij koploper.
De rede dat deze niet op de laagste waarde wordt gezet, heeft te maken met de overgang tussen twee snelheidsstappen.
Indien hier totaal geen vertraging tussen zit, zie je dat de loc met schokjes optrekt.
Geef je een waarde in die iets groter is dan de laagst mogelijke waarde, dan verloopt de overgang tussen de stappen ( met name in het lage deel) wat gelijkmatiger.
Indien alles naar tevredenheid is geprogrammeerd worden de gegevens opgeslagen onder een unieke naam.
Deze naam bestaat doorgaans uit een merknaam en catalogusnummer, eventueel aangevuld met een loc nummer.

Instellen van de geluidsdecoders (ESU).


Bij geluidsdecoders heb je eigenlijk te maken met twee gedeeltes die geprogrammeerd moeten worden
Er is een gedeelte voor de motor en functie sturing, vergelijkbaar met hetgeen hierboven is geschreven, en een gedeelte waarmee het geluid moet worden geprogrammeerd.
Om het geluid te kunnen aansturen, of om bepaalde geluiden aan te roepen, moeten er ook functie toetsen worden toegewezen.
Het programmeren gaat hier dus iets verder dan bij een standaard decoder.
De standaard programmering gaat nog wel, maar het programmeren van geluid is een verhaal apart.
Hierbij zijn enorm veel variabelen die ingesteld kunnen worden en indien er iets niet goed staat, kan dit het genereren van het geluid totaal verkeerd tot uiting komen.
Gelukkig zijn er voor diverse locomotieven bestaande geluiden te downloaden vanaf de website van ESU.
Komt het geluid voor de desbetreffende loc voor op de website van ESU, dan is het programmeren van het geluid met de programmeer unit van ESU een simpele handeling.


Wordt vervolgt.........

.

Keer terug

Terug naar decoder pagina.....




" Als je de sporen volgt, kom je vanzelf op het eindstation. "